Deze folder is er om jou en je ouders te helpen goed voorbereid te zijn op het onderzoek dat je binnenkort in het ziekenhuis krijgt. Je leest wat er gaat gebeuren en wat je kunt verwachten.
Wat is een longfunctieonderzoek?
Binnenkort kom je naar het ziekenhuis voor een longfunctieonderzoek. Met dit onderzoek bekijken we hoe jouw longen werken. We willen bijvoorbeeld weten:
- Hoe goed je longen hun werk doen
- Hoeveel lucht er in je longen past
- Hoe hard je kunt uitblazen
De uitslag van het onderzoek helpt de dokter om te snappen hoe het met je longen gaat. Zo kan er ook beter worden uitgezocht waardoor je klachten hebt en wat daar het beste tegen helpt.
Er zijn verschillende soorten longfunctieonderzoeken. Je dokter vertelt je precies welke jij gaat doen. Hieronder zie je een lijstje met onderzoeken. Als je op een naam klikt, kun je lezen wat dat onderzoek precies inhoudt:
- Spirometrie (ook wel: flow-volumemeting)
- Bodybox
- NO-meting
- NO-meting via de neus (nasaal)
- Diffusiemeting
- Metacholine- of histamineprovocatietest
- Inspanningsprovocatietest
Hoe werken je longen?
Je longen zitten in je borst, naast je hart. Ze zorgen ervoor dat je kunt ademen. Als je inademt, komt er lucht je lichaam binnen via je neus of mond. In die lucht zit zuurstof. Die zuurstof heb je nodig om te leven en om energie te krijgen.
Je longen lijken een beetje op een omgekeerde boom. De luchtpijp is dan de stam. Onderaan de luchtpijp splitsen twee buizen zich af: één naar je rechterlong en één naar je linkerlong. Deze buizen lijken op takken van een boom. Aan het einde van al die takjes zitten piepkleine blaasjes: de longblaasjes.
In elk longblaasje zit een heel dun vliesje met kleine bloedvaatjes eromheen. Het bloed dat daar stroomt, neemt de zuurstof op uit de lucht die je hebt ingeademd. Dat gebeurt met speciale cellen in je bloed: de rode bloedcellen. Die brengen de zuurstof naar de rest van je lichaam, zodat je spieren en organen goed kunnen werken.
Tegelijk nemen de rode bloedcellen ook afvalstoffen mee terug. Eén daarvan is koolstofdioxide. Dat is iets wat je lichaam niet nodig heeft. Je longen halen de koolstofdioxide weer uit je bloed, en die blaas je uit als je uitademt.
Je neus, mond, luchtpijp en longen vormen samen je luchtwegen.
Wat gebeurt er bij een longfunctieonderzoek?
Bij een longfunctieonderzoek adem je door een mondstuk dat is aangesloten op een apparaat. Dat apparaat meet precies hoe jij in- en uitademt. Zo kunnen we zien hoe jouw longen werken.
Om ervoor te zorgen dat je alleen door je mond ademt, krijg je een neusklemmetje op. Dat voelt een beetje strak, maar het doet geen pijn. Als de meting klaar is, mag het mondstuk weer uit je mond en de neusklem van je neus af.
Bij elk onderzoek meten we iets anders. Soms moet je rustig ademen, soms heel hard uitblazen, en soms even je adem inhouden. Je hoeft dit allemaal niet zelf te onthouden. De longfunctieanalist – dat is iemand die dit onderzoek goed kent – legt het stap voor stap aan je uit en helpt je erbij.
Wat moet je weten vóór een longfunctieonderzoek?
- Een longfunctieonderzoek doet geen pijn.
- Er mag iemand bij je blijven, bijvoorbeeld je vader, moeder, of iemand anders die je graag bij je hebt.
- Het onderzoek gebeurt op de longfunctieafdeling in Amsterdam UMC, locatie AMC.
Na het onderzoek
Als het onderzoek klaar is, kun je meteen weer naar huis of terug naar de afdeling in het ziekenhuis. Je mag dan gewoon weer alles doen wat je ook vóór het onderzoek mocht.
De uitslag
De uitslag van het onderzoek krijg je later van de dokter die het onderzoek voor jou heeft aangevraagd. Dat gebeurt tijdens je volgende afspraak in het ziekenhuis. De dokter bespreekt dan samen met jou en je ouders wat er gemeten is en wat dat betekent.
Zijn er bijwerkingen of risico’s
Soms krijg je medicijnen die je luchtwegen wijder maken, zoals Ventolin®. Daar kun je een beetje trillerig van worden of hartkloppingen van voelen. Dat voelt misschien gek, maar het is niet gevaarlijk en het gaat snel weer over.
Een longfunctieonderzoek is veilig. Er is geen kans op complicaties en je wordt er niet ziek van.
Wil je meer weten?
Kijk dan op:
Heb je nog vragen?
Schrijf je vragen op, dan vergeet je ze niet. Je kunt ze stellen als je in het ziekenhuis bent.
Heb je nu al een vraag? Of willen je ouders iets weten? Dan mogen jullie bellen met:
Longfunctieafdeling: 020-5663104
Voor ouders: voorbereiding en begeleiding
Hoe kunt u uw kind voorbereiden?
- Elk kind is anders. U kent uw kind het beste en kunt zelf inschatten wat goed werkt.
- Kies een rustig moment om te praten over het onderzoek. Bijvoorbeeld niet vlak voor het slapengaan. Zorg dat er tijd is voor uw kind om vragen te stellen. U kunt de vragen samen opschrijven.
- Begin bij jonge kinderen niet te vroeg met voorbereiden. Zij leven meer in het ‘nu’ en hebben nog geen goed tijdsbesef. Een paar dagen van tevoren is vaak vroeg genoeg. Herhaal de uitleg later nog eens. Dat helpt om het beter te begrijpen.
- Oudere kinderen kunt u wat eerder voorbereiden.
- Vraag uw kind om in eigen woorden uit te leggen wat er gaat gebeuren. Dan weet u of alles goed is begrepen.
Wat vertelt u en hoe?
- Vertel op een eenvoudige manier. Gebruik woorden die uw kind begrijpt. Sluit aan bij wat uw kind al kent of heeft meegemaakt.
- Vraag wat uw kind al weet over het onderzoek.
- Jonge kinderen kunnen gaan fantaseren over het ziekenhuis. Controleer daarom goed of uw kind de informatie echt begrijpt.
- Geef bij jonge kinderen niet alle informatie tegelijk. Dat kan te veel zijn.
Hoe kunt u uw kind begeleiden?
- Ga zelf met uw kind mee naar het onderzoek. Of vraag iemand die uw kind goed kent en vertrouwt. Dat geeft steun en een veilig gevoel.
- U kunt zorgen voor afleiding. Bedenk van tevoren hoe u dat het beste kunt doen. Neem iets mee waar uw kind zich prettig bij voelt, zoals een knuffel, speelgoed of een boekje.
- Tijdens het onderzoek vertellen we steeds duidelijk wat er gebeurt. Stel gerust vragen als u of uw kind iets niet begrijpt.
Heeft u extra advies nodig bij de voorbereiding of begeleiding van uw kind?
Neem dan contact op met uw behandelend arts. Deze kan de Medisch pedagogische zorg voor u aanvragen.
Tips voor uzelf
- Probeer tijdens het onderzoek rustig te blijven. Dat helpt uw kind ook om zich rustiger te voelen.
- Richt uw aandacht op uw kind. Betrek uw kind ook bij het gesprek met de arts of verpleegkundige. Zo voelt uw kind zich gezien en gehoord.
- Een goede voorbereiding helpt om spanning en onverwachte situaties te voorkomen. Toch kan uw kind anders reageren dan u gewend bent. Uw kind kan stil worden, druk doen of gaan huilen – thuis of tijdens het onderzoek. Geef hier aandacht aan. Praat erover met uw kind. Dat geeft steun en begrip.
Brontekst: UMCU/WKZ
Illustratie: eigendom van N. Rutjes