Deze folder legt uit wat ouders kunnen doen om hun kind te helpen bij het leren van taal. Het eerste hoofdstuk gaat over het taalaanbod. Daarna volgen algemene adviezen en informatie over wat je zelf kunt doen om je kind te helpen. Spreek je thuis een andere taal dan Nederlands? Je kunt alle tips en adviezen in deze folder gebruiken in je eigen taal.Op het Audiologisch Centrum van Amsterdam UMC onderzoeken we het gehoor en de spraak- en taalontwikkeling van kinderen. Hiervoor is een verwijzing nodig van een arts. Na het gehooronderzoek en het spraak- en taalonderzoek geven we advies wat voor hulp een kind nodig heeft om meer of beter te gaan praten. Het kan zijn dat er extra onderzoek nodig is voordat wij een goed advies kunnen geven.

Taalaanbod

Om een taal goed te leren is het belangrijk dat kinderen de taal veel horen. De talen die je kind hoort noemen we het ‘taalaanbod’. Hoe goed een kind een taal leert hangt onder anderen af van:

  • De hoeveelheid taalaanbod.
  • Het soort taalaanbod en van wie (bijvoorbeeld thuis of op school).
  • Vanaf welke leeftijd je kind het taalaanbod krijgt.
  • Hoe lang je kind het taalaanbod krijgt.

Algemene adviezen

Kinderen leren taal van de belangrijkste personen in hun leven. Je geeft je kind taal die het nodig heeft door met je kind te praten en op je kind te reageren. Voordat kinderen hun eerste woordje zeggen leren ze eerst woorden begrijpen. Kinderen leren woorden die veel gebruikt worden als eerste. Bijvoorbeeld ‘mama’, ‘papa’, ‘die’, of ‘op’. Je kunt je kind helpen bij het leren begrijpen van nieuwe woorden, ook als je kind zelf nog niet praat. Door hetzelfde woord in verschillende situaties te gebruiken, leert je kind bijvoorbeeld dat ‘water’ in het bad, in de beker en in het zwembad hoort.

  • Ga in op de interesses van je kind. Waar heeft je kind aandacht voor? Waar kijkt je kind naar? Vertel hier iets over. Zo hoort je kind woorden en zinnen over wat het belangrijk vindt.
  • Maak nieuwe woorden aantrekkelijk. Dit kun je op verschillende manieren doen.
    • Maak een woord duidelijker met je stem.
    • Maak een gebaar terwijl je het woord zegt.
    • Wijs naar het voorwerp en zeg hoe het heet.
    • Spreek het woord langzaam uit.
      Bijvoorbeeld: jullie spelen samen met de bal: “daar komt de bal!” en gooi de bal naar je kind. “Ga je de bal pakken?” en wijs naar de bal. “Waar is de bal?” en kijk met een vragende blik om je heen.
  • Gebruik verschillende soorten woorden. Er zijn woorden voor dingen om je heen (auto, eend), woorden die acties aangeven (klimmen, slapen), hoe iets eruit ziet (groot, mooi) of woorden over gevoelens (verdrietig, blij). Zo leert je kind verschillende woorden voor verschillende situaties in het dagelijks leven.

Voor een goede wisselwerking tussen jou en je kind kun je letten op de volgende punten:

  • Kom op ooghoogte met je kind. Als jullie gezichten op dezelfde hoogte zijn dan kun je makkelijker contact maken. Je kunt elkaar beter horen en zien.
  • Kijk naar je kind. Waar kijkt of wijst je kind naar? Welke gebaren of gezichtsuitdrukkingen gebruikt je kind? Door naar je kind te kijken ontdek je waar je kind interesse in heeft.
  • Wacht op de reactie van je kind door te stoppen met praten, naar voren te leunen en je kind aan te kijken. Zo geef je je kind de tijd om te reageren of iets te vertellen.
  • Luister naar de geluiden, brabbels, woorden en zinnen van je kind. Laat je kind merken dat wat het zegt belangrijk voor je is, ook al begrijp je het niet helemaal. Door te luisteren hoor je de klanken of woorden die je kind al kan zeggen. Als je kind het nog niet helemaal goed uitspreekt, dan is dat niet erg. Je hoeft je kind niet te verbeteren. Je kan je kind helpen door het woord zelf op de goede manier te zeggen. Als je kind bijvoorbeeld zegt: “toe!”, zeg jij: “ja, dat is een koe”.
  • Als je niet begrijpt wat je kind probeert te zeggen, doe dan de geluiden of gebaren na. Wacht en geef je kind de kans om het duidelijker te maken. Kijk goed naar de situatie en raad wat je kind probeert te vertellen. Zo laat je merken dat je het belangrijk vindt wat je kind te vertellen heeft.
  • Probeer je kind niet te dwingen om te praten of om een woord te zeggen. Je kind leert zo geen nieuwe woorden of zinnen. Je kind leert alleen herhalen. Je kind dwingen om iets te zeggen haalt het plezier uit het gesprekje met je kind.
  • Zorg voor een rustige omgeving. Zet bijvoorbeeld de televisie uit of doe het raam dicht als er geluid van buiten komt. Zo kunnen jullie elkaar beter horen.

Je kind zegt losse woorden

  • Kinderen die losse woorden zeggen gebruiken vaak één woord voor verschillende dingen. Ze zeggen bijvoorbeeld ‘auto’ voor een bus, vrachtwagen en trein. Of ‘hond’ voor alle dieren. Dit is normaal.
  • Luister naar je kind, herhaal wat je kind zegt en voeg woorden toe. Zegt je kind bijvoorbeeld: “op” dan zeg jij bijvoorbeeld: “op, het eten is op”.
  • Kijk naar je kind en vertel wat je kind op dat moment ziet of doet. Maak er een gewoonte van om over alles wat je samen doet te praten met je kind. Bijvoorbeeld: “We gaan naar buiten. Schoenen aan. Jas aan. Rits dicht”.
  • Help je kind om ergens om te vragen. Geef bijvoorbeeld maar een klein beetje drinken. Wacht af wat er gebeurt. Zo geef je je kind een kans om jou duidelijk te maken met een gebaar of woord dat het nog meer wil, zoals “die” of “nog”. Zo leert je kind taal gebruiken om iets duidelijk te maken.
  • Zing liedjes. Als je langzaam zingt kan je kind mee leren zingen. Liedjes met bewegingen zijn voor kinderen leuk en makkelijker te onthouden. Kinderen die nog weinig woorden zeggen, kunnen al wel een beweging bij het liedje meedoen, zoals in de handjes klappen. Je kan een woord uit het liedje weglaten en wachten op de reactie van je kind.
  • Kinderen houden van vaste rituelen met steeds terugkerende woorden of liedjes. Als je kind een ritueel goed kent kan het jouw zinnen aanvullen. Bijvoorbeeld: Jij: “we gaan naar buiten, pak je...” kind: “jas”. Jij: “we doen je jas” kind: “aan”.

Je kind spreekt moeilijk verstaanbaar

  • Als je je kind niet goed verstaat of begrijpt, zeg dan bijvoorbeeld: “Ik versta je niet goed. Kun je het nog een keer zeggen?”. Als je kind het herhaalt en je verstaat het nog steeds niet, dan kun je vragen: “Kun je het ook anders zeggen? Of aanwijzen?”. Doe dit niet te vaak als je merkt dat je kind hier onzeker van wordt.
  • Als je begrijpt wat je kind bedoelde, hoef je het niet te verbeteren. Herhaal het dan rustig op de goede manier. Zo geef je je kind het goede voorbeeld.
  • Maak er een spelletje van om samen geluiden te maken, bijvoorbeeld dierengeluiden (ggggrrr is een leeuw, ssssss is een slang) of geluiden uit het dagelijks leven (mmmmm, lekker! Brrrr, koud! Pfffff leeglopende ballon).
  • Alle adviezen die in deze folder staan over boekjes lezen en liedjes zingen kun je ook gebruiken als je kind moeilijk verstaanbaar is.
  • Praktische tips

Voorbeelden titels ‘zoekboeken’: De gele ballon – Charlotte Dematons

Waar is de taart - Thé Tjong-Khing

Alfabet – Charlotte Dematons

Het Muizenhuis groot kijk- en zoekboek – Karina Schaapman

Speeltuin – Mies van Hout

  • Lees verder op www.kindentaal.nl

Bronnen

  • Youtube: The Hanen Centre, onder andere “Understanding leads to first words
  • Boek: Praten doe je met z’n tweeën, Pepper en Weitzman 2011
  • Boek: Taalstoornissen bij meertalig kinderen, Julien 2019