U ondergaat binnenkort een behandeling waarbij uw schildkliernodus (zwelling/knobbel) of cyste (met vocht gevulde holte) gedeeltelijk of in zijn geheel wordt behandeld door een radioloog met Radio Frequente Ablatie (RFA) of ethanolablatie.

Uw internist/endocrinoloog heeft u hier al iets over verteld. In deze folder leggen wij u uit hoe de behandeling en de nazorg verlopen. Het gaat hier over de algemene gang van zaken, het is mogelijk dat in uw geval hiervan enigszins wordt afgeweken.

U mag na deze behandeling niet zelf autorijden, laat u daarom ophalen of begeleiden.

RFA

Bij RFA prikt de radioloog de schildkliernodus aan en verwarmt deze, zodat de

zwelling verschrompelt.

Ethanolablatie

Bij ethanolablatie prikt de radioloog de schildkliercyste aan en wordt het vocht eruit verwijderd (opgezogen). In de holte spuit de radioloog vervolgens ethanol (alcohol). Dit heeft een bijtende werking, waardoor de wanden aan de binnenzijde van de schildkliercyste aan elkaar zullen kleven. De schildkliercyste verschrompelt daardoor en vult zich niet opnieuw met vocht.

Poliklinische voorbereiding

  • Indien u in aanmerking komt voor behandeling van de schildkliernodus, komt u naar de multidisciplinaire polikliek op receptie M, polikliniek interne geneeskunde (endocrinologie/heelkunde).
  • De internist bespreekt met u voor welke behandeling u in aanmerking komt en wat u hiervan kunt verwachten. Ook stelt de internist u vragen over uw algehele gezondheid.
  • Indien u bijvoorbeeld metalen apparaatjes in uw lichaam heeft - zoals een pacemaker, ICD, neurostimulator, insulinepomp of cochleair implantaat - kan de RFA-behandeling niet plaatsvinden.
  • Het is belangrijk dat u aan uw internist vertelt welke medicatie u gebruikt, of u allergieën heeft en of u rookt en/of alcohol gebruikt.
  • Om de behandeling veilig te kunnen uitvoeren, is het belangrijk dat uw bloedstolling goed werkt. Indien u bloedverdunners gebruikt, zoals acetylsalicylzuur, Pradaxa, Xarelto of Eliquis, acenocoumarol/fenprocoumon (trombosedienst) of heparinespuitjes, wordt deze medicatie meestal een aantal dagen onderbroken in verband met het bloedingsrisico. Wilt u de internist hiervan op de hoogte stellen? Kort voor de behandeling wordt met bloedonderzoek vastgesteld of de stolling voldoende is.
  • Ook adviseren we u op de dag van het onderzoek geen pijnstillers te gebruiken. Paracetamol is wel toegestaan.
  • In de loop van 4 tot 6 weken kunt u een oproep verwachten voor de RFA- of de ethanolbehandeling. Van de planner krijgt u bericht hoe laat u wordt verwacht op de afdeling kort verblijf, 1e verdieping van het ziekenhuis (afdeling 1B).
  • Bij vragen over de planning kunt u bellen met (020) 444 4200.

Onderzoek door de KNO-arts

Als het nodig is, gaat u voor de behandeling naar de KNO-arts om te beoordelen of uw stembanden goed functioneren. Misschien bent u al eens eerder onderzocht door de KNO-arts. Soms wordt dit onderzoek voor de behandeling herhaald, om de functie van de stembanden nog eens te beoordelen. Dit wordt gedaan met behulp van een laryngoscoop.

Over afspraken met de polikliniek KNO, receptie S, kunt u bellen met (020) 444 1140

Zwangerschap en borstvoeding

Bij voorkeur wordt er geen schildklierablatie verricht tijdens de zwangerschap of in de

periode dat u borstvoeding geeft. Als u zwanger bent, is inname van oxazepam niet

verstandig. De behandeling wordt dan zonder oxazepam gedaan.

Voor de behandeling

  • U wordt kortdurend opgenomen op afdeling 1B - kort verblijf.
  • U mag geen sieraden, make-up, kunstgebit, lenzen of bril dragen. Uw ondergoed mag u aanhouden, overige kleding moet uit.
  • U krijgt van de verpleegkundige een blauw operatiejasje met drukknopen, dat u tijdens de
  • behandeling kunt dragen.
  • Nadat u bent opgenomen, krijgt u een tablet oxazepam. Dit heeft een kalmerende en ontspannende werking.
  • In uw bed wordt u naar de afdeling radiologie en nucleaire geneeskunde gebracht voor de behandeling.

RFA-behandeling

  • Voor de RFA-behandeling ligt u op een onderzoekstafel, met uw hoofd iets achterover.
  • Op uw benen en bovenarmen plakken we een 'aardingspad', een soort grote plakker.
  • Met behulp van echografie bepaalt de radioloog de exacte plaats van de zwelling in uw
  • schildklier. De huid rond de prikplek wordt schoongemaakt en afgedekt met een steriele
  • doek. Rondom de schildklierkwab spuit de radioloog een verdovingsmiddel in.
  • De radioloog prikt de zwelling met een speciale naald aan. Deze verwarmt de zwelling.
  • De naald wordt steeds een klein stukje verplaatst totdat de hele zwelling is behandeld.
  • Tijdens de behandeling vraagt de radioloog u regelmatig om iets te zeggen.
  • Na afloop wordt de naald verwijderd en wordt de punctieplek afgedekt met een pleister.
  • Om nabloeden te voorkomen, moet u gedurende een half uur zelf met een platte hand
  • en gestrekte vingers op de prikplek drukken. De radioloog legt u uit hoe u dit moet doen.
  • De totale behandeling duurt 20 tot 30 minuten.

Ethanolablatiebehandeling

  • Voor de ethanolablatiebehandeling ligt u op een onderzoekstafel, met uw hoofd iets achterover. Met behulp van echografie bepaalt de radioloog de exacte plaats van de zwelling in uw schildklier. De huid rond de prikplek wordt schoongemaakt en afgedekt met een steriele doek. Rondom de schildklierkwab spuit de radioloog een verdovingsmiddel in.
  • De radioloog prikt de cyste met een holle naald aan zodat het vocht uit de cyste kan worden gehaald. Via dezelfde naald spuit de radioloog nu ethanol (alcohol) in de holte.
  • Deze handelingen worden enkele malen herhaald.
  • Tijdens de behandeling vraagt de radioloog u regelmatig om iets te zeggen.
  • Daarna wordt de naald verwijderd en wordt de punctieplek afgedekt met een pleister.
  • Om nabloeden te voorkomen, moet u gedurende een half uur zelf met een platte hand en gestrekte vingers op de prik plek drukken. De radioloog legt u uit hoe u dit moet doen.
  • De behandeling duurt ongeveer 20 minuten.

Na de behandeling

  • U wordt na afloop van de behandeling in uw bed teruggebracht naar de verpleegafdeling.
  • Meestal is het nodig dat u na afloop een paar uur blijft. De verpleging bespreekt met u wanneer u naar huis mag.
  • Omdat u oxazepam heeft gekregen, mag u na afloop niet zelf naar huis rijden of machines bedienen, omdat de oxazepam uw reactievermogen kan verminderen.
  • Ook adviseren wij u in de eerste uren na afloop van het onderzoek geen alcohol te gebruiken, omdat oxazepam het effect van alcohol kan versterken en u daardoor suf kunt worden.
  • Omdat er in uw hals geprikt is, kan dit na afloop pijnlijk zijn. Er ontstaat zeer waarschijnlijk een blauwe plek door de punctie. Dat is normaal. Eventueel kunt u na afloop van de behandeling paracetamol innemen tegen de pijn. De pleister mag u na 24 uur verwijderen.
  • Wij adviseren u tot 48 uur na de punctie rustig aan te doen, niet te sporten en niet zwaar te tillen om het risico op nabloeden zo klein mogelijk te houden. Ook het masseren van de punctieplek raden wij u af.

Complicaties

Ondanks de goede zorgen kan er toch een complicatie optreden. Algemene complicaties van elke behandeling zijn nabloeding en infectie. Schade aan de stembandzenuw verwachten wij niet, maar tijdelijke zwelling of de verdoving kan leiden tot een tijdelijk veranderde stem.

Indien u thuis ernstige pijn krijgt, duizelig wordt, een grote bloeduitstorting krijgt of als u zich niet goed voelt en u het vermoeden heeft dat dit met de behandeling te maken heeft, neemt u dan direct contact met op met de afdeling radiologie en nucleaire geneeskunde van VUmc. Tijdens kantooruren kunt u rechtstreeks contact opnemen met de afdeling radiologie en nucleaire geneeskunde (T: (020) 444 4200). Buiten kantooruren kunt u contact opnemen met de spoedeisende hulp (T: (020) 444 3636).

Nazorg op de polikliniek

  • Uw internist krijgt van de afdeling radiologie en nucleaire geneeskunde een verslag over het verloop van de procedure.
  • Na 3, 6 en 12 maanden wordt een echo van de hals gemaakt en wordt bloedonderzoek gedaan.
  • 1 tot 2 weken en 3, 6 en 12 maanden na de behandeling komt u terug bij uw internist om uw klachten en de uitslagen van de behandeling, de echo en het bloedonderzoek te bespreken.
  • Indien alles goed verloopt, kunt u na 12 maanden uit controle ontslagen worden.

Vragen

Deze informatie is bedoeld als aanvulling op het gesprek dat u heeft gehad met uw

internist. Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen? Neem dan contact op met de

polikliniek interne geneeskunde, receptie M, 1e verdieping polikliniek, (T: (020) 444 1120,

E: internegeneeskunde@vumc.nl ) of met de afdeling radiologie en nucleaire geneeskunde

(T: (020) 444 4200.

Als u vragen heeft over de planning van de opname kunt u contact opnemen met de

afdeling radiologie en nucleaire geneeskunde (T: (020) 444 4200).